Tüür: Pianoconcert (2006) - Symfonie nr. 7
Opusklassiek.nl
Aart van der Wal
Mai 2014
Erkki-Sven Tüür ( Kärdla, Estland, 1959) is niet de eerste componist
die zijn muzikale ei eerst legde in de popcultuur om daarna al snel over
te stappen naar meer avant-gardistische uitingen en inmiddels een
dusdanige reputatie heeft opgebouwd dat zijn composities voor een min of
meer consistente inkomensbron zorgen. Bovendien was Tüür niet de eerste
componist die door het Duitse ECM-label, opgericht en gerund door de
‘begeisterte' Manfred Eicher, op de been werd geholpen.
Hoe componeert Tüür? In een eerdere recensie heeft collega Siebe Riedstra dat treffend omschreven: “ Tüür begon in een stijl waarin hij als in een mozaïek minimalistische elementen combineerde met blokjes serialisme. Inmiddels heeft zijn stijl zich zover ontwikkeld dat uit al die ongelijksoortige elementen een werkelijke synthese is ontstaan waarbij de ontwikkeling in de binnenstemmen in de verte aan Sibelius doet denken.”
In het prille begin van de eerder door mij besproken uitvoering van de Zesde symfonie stappen we in midden in de klankwereld van de Tweede Weense School, en met name in die van Alban Berg, met reminiscenties aan diens Drei Orchesterstücke op. 6. Evenmin bedient hij zich van de techniek van de collage, voor het eerst in de symfonische praktijk gebracht door Gustav Mahler en later tot in het absurde door Alfred Schittke geëxploreerd. Tüür zocht het evenmin in de meest uiteenlopende buitenmuzikale voorstellingen om zijn muziek daarmee een (laat)romantisch dictum mee te geven. Het begrip 'symfonie' zoals ons dat doorgaans voor ogen staat, ziet Tüür meer als een zekere 'code' voor zijn toehoorders, opdat zij - met deze notie voor ogen - zijn muziek begripvol kunnen binnentreden. Die code richt zich met name op de structurele aspecten, als tegenhanger van het fragmentarische karakter van de hedendaagse beeld- en geluidsbeleving. Tüür: "One may take an MTV format as an example. Even the visual part whose purpose is to support the understanding of the music, is fragmented. Of course, this is not a problem exclusive to music. My purpose is to show the symphony as a vital genre capable of absorbing and integrating the sound material, which, paradoxically, originates from the aforementioned fragmented world. I would like to demonstrate that integral conception is possible even in the modern sound world."
Hoezeer er ook sprake is van verschillende vormen die binnen een deel geleidelijk worden ontwikkeld, de organische constructie ervan vormt een onaantastbaar geheel. Tüür bereikt dat door ieder nieuw idee rechtstreeks te koppelen aan het voorafgaande, waardoor de muziek binnen de coherent gehouden cesuur de rusteloze thematische, melodische of harmonische ontwikkeling van Tüürs individuele taal spreekt. Wie dieper in deze structuren duikt vindt weliswaar de traditionele symfonische vorm (sonate-allegro, zij het met gevarieerde recapitulatie, naast scherzo en liedvorm) terug, maar de context ervan is een geheel andere dan die van de achttiende- en negentiende-eeuwse , ja zelfs twintigste-eeuwse traditie. Tüür klampt zich niet vast aan de historisch geordende stijlfiguren en compositietechnieken, maar hij lijkt zich er eerder tegen af te zetten.
De Zevende symfonie, gecomponeerd in 2009, is waarschijnlijk het eerste grote orkestwerk dat ooit werd opgedragen aan de Dalai Lama http://nl.wikipedia.org/wiki/Dalai_lama , maar belangrijker is misschien nog wel dat het Tüür daarin min of meer dezelfde compositietechnieken heeft toegepast als in zijn Zesde: geen historisch geordende stijlfiguren, maar lagen, waarbij iedere laag in een daaruit opgebouwd geheel staat. De structuur van deze muziek kent in haar gelaagde vier verschijningsvormen (melos, harmonie, ritme en instrumentatie) zowel statische als actieve eigenschappen. Het voortdurend wisselende karakter daarvan levert, niet in de laatste plaats door Tüurs compositorische raffinement, bijzonder spannende muziek op. Wat hij over zijn Zesde symfonie opmerkte, kan evengoed voor de Zevende gelden: “My purpose is to show the symphony as a vital genre capable of absorbing and integrating the sound material, which, paradoxically, originates from the aforementioned fragmented world. I would like to demonstrate that integral conception is possible even in the modern sound world."
De Zevende is een waar ‘monnikenwerk' geworden (dat begrip mag in dit geval letterlijk worden genomen). De door een gemengd koor gezongen verbindende tekstfragmenten, aforismen van Siddharta Gautama, Mahatma Gandhi, Jimi Hendrix(!), Augustinus, Moeder Teresa en Deepak Chopra zijn uiterst zorgvuldig gekozen. Enige voorbeelden: ‘Een oog voor een oog maakt de wereld blind' (Ghandi), ‘Vul je geest met compassie' (Gautama), ‘Als je over mensen oordeelt, heb je geen tijd om ze lief te hebben' (Teresa).
Evenals de Zevende symfonie is het in 2006 gecomponeerde Pianoconcert een opdrachtwerk van het Radio Symfonie Orkest uit Frankfurt, dat (uiteraard) de première verzorgde, in de Alte Oper. Het werk is weliswaar fraai opgebouwd in ‘concertare' stijl, maar de ‘wedijver' tussen solist en orkest gaat in dit geval gepaard met een ander soort gelaagdheid: niet die in de Zesde en Zevende symfonie beproefde zowel horizontale als verticale model, maar in de betekenis van horizontale vlakken in verschillende graden (niveauverschillen) ten opzichte van elkaar. Solist en orkest reageren rechtstreeks op elkaar, in de vorm van een complex vraag- en antwoordspel. Het is een voortdurend buigen of barsten, rusteloosheid domineert, de spanning is om te snijden en de enorme dissonante climaxen brengen uiteindelijk geen ‘verlossing' teweeg. Alleen aan het slot wordt de schreeuw een gebed. In de woorden van de componist: “The residual incandescence gives a glimpse of that ‘something' which inspired this whole journey in the first place.”
Het pakt in het Pianoconcert uit als een flitsende combinatie: Laura Mikkola en Paavo Järvi, maar ook in de Zevende symfonie etaleren de samengebundelde een overtuigingskracht van jewelste, met een in alle opzichten superieur zingend koor en dito spelend orkest. Evident is ook het authentieke karakter van deze uitvoeringen, in aanwezigheid van de componist. De opname is van een transparante schoonheid en sonoriteit, essentieel om deze muziek optimaal te ‘verstaan'. ECM heeft al heel veel gedaan aan het stimuleren en verspreiden van eigentijds repertoire. Deze cd is er het zoveelste bewijs van. Kom daar maar eens om bij de zogenaamde ‘majors' (overigens meer in naam dan in daad).
http://www.opusklassiek.nl/cd-recensies/cd-aw/tuur02.htm
Aart van der Wal
Mai 2014
Tüür: Pianoconcert (2006) - Symfonie nr. 7 (Pietas) (2009) Laura Mikkola (piano), NDR-Chor, Frankfurt Radio Symphony Orchestra o.l.v. Paavo Järvi ECM New Series 2341 4810675 • 63' • Opname: juni 2009, Alte Oper, Frankfurt am Main; juni 2010, hr-Sendesaal, Frankfurt am Main |
Hoe componeert Tüür? In een eerdere recensie heeft collega Siebe Riedstra dat treffend omschreven: “ Tüür begon in een stijl waarin hij als in een mozaïek minimalistische elementen combineerde met blokjes serialisme. Inmiddels heeft zijn stijl zich zover ontwikkeld dat uit al die ongelijksoortige elementen een werkelijke synthese is ontstaan waarbij de ontwikkeling in de binnenstemmen in de verte aan Sibelius doet denken.”
In het prille begin van de eerder door mij besproken uitvoering van de Zesde symfonie stappen we in midden in de klankwereld van de Tweede Weense School, en met name in die van Alban Berg, met reminiscenties aan diens Drei Orchesterstücke op. 6. Evenmin bedient hij zich van de techniek van de collage, voor het eerst in de symfonische praktijk gebracht door Gustav Mahler en later tot in het absurde door Alfred Schittke geëxploreerd. Tüür zocht het evenmin in de meest uiteenlopende buitenmuzikale voorstellingen om zijn muziek daarmee een (laat)romantisch dictum mee te geven. Het begrip 'symfonie' zoals ons dat doorgaans voor ogen staat, ziet Tüür meer als een zekere 'code' voor zijn toehoorders, opdat zij - met deze notie voor ogen - zijn muziek begripvol kunnen binnentreden. Die code richt zich met name op de structurele aspecten, als tegenhanger van het fragmentarische karakter van de hedendaagse beeld- en geluidsbeleving. Tüür: "One may take an MTV format as an example. Even the visual part whose purpose is to support the understanding of the music, is fragmented. Of course, this is not a problem exclusive to music. My purpose is to show the symphony as a vital genre capable of absorbing and integrating the sound material, which, paradoxically, originates from the aforementioned fragmented world. I would like to demonstrate that integral conception is possible even in the modern sound world."
Hoezeer er ook sprake is van verschillende vormen die binnen een deel geleidelijk worden ontwikkeld, de organische constructie ervan vormt een onaantastbaar geheel. Tüür bereikt dat door ieder nieuw idee rechtstreeks te koppelen aan het voorafgaande, waardoor de muziek binnen de coherent gehouden cesuur de rusteloze thematische, melodische of harmonische ontwikkeling van Tüürs individuele taal spreekt. Wie dieper in deze structuren duikt vindt weliswaar de traditionele symfonische vorm (sonate-allegro, zij het met gevarieerde recapitulatie, naast scherzo en liedvorm) terug, maar de context ervan is een geheel andere dan die van de achttiende- en negentiende-eeuwse , ja zelfs twintigste-eeuwse traditie. Tüür klampt zich niet vast aan de historisch geordende stijlfiguren en compositietechnieken, maar hij lijkt zich er eerder tegen af te zetten.
De Zevende symfonie, gecomponeerd in 2009, is waarschijnlijk het eerste grote orkestwerk dat ooit werd opgedragen aan de Dalai Lama http://nl.wikipedia.org/wiki/Dalai_lama , maar belangrijker is misschien nog wel dat het Tüür daarin min of meer dezelfde compositietechnieken heeft toegepast als in zijn Zesde: geen historisch geordende stijlfiguren, maar lagen, waarbij iedere laag in een daaruit opgebouwd geheel staat. De structuur van deze muziek kent in haar gelaagde vier verschijningsvormen (melos, harmonie, ritme en instrumentatie) zowel statische als actieve eigenschappen. Het voortdurend wisselende karakter daarvan levert, niet in de laatste plaats door Tüurs compositorische raffinement, bijzonder spannende muziek op. Wat hij over zijn Zesde symfonie opmerkte, kan evengoed voor de Zevende gelden: “My purpose is to show the symphony as a vital genre capable of absorbing and integrating the sound material, which, paradoxically, originates from the aforementioned fragmented world. I would like to demonstrate that integral conception is possible even in the modern sound world."
De Zevende is een waar ‘monnikenwerk' geworden (dat begrip mag in dit geval letterlijk worden genomen). De door een gemengd koor gezongen verbindende tekstfragmenten, aforismen van Siddharta Gautama, Mahatma Gandhi, Jimi Hendrix(!), Augustinus, Moeder Teresa en Deepak Chopra zijn uiterst zorgvuldig gekozen. Enige voorbeelden: ‘Een oog voor een oog maakt de wereld blind' (Ghandi), ‘Vul je geest met compassie' (Gautama), ‘Als je over mensen oordeelt, heb je geen tijd om ze lief te hebben' (Teresa).
Evenals de Zevende symfonie is het in 2006 gecomponeerde Pianoconcert een opdrachtwerk van het Radio Symfonie Orkest uit Frankfurt, dat (uiteraard) de première verzorgde, in de Alte Oper. Het werk is weliswaar fraai opgebouwd in ‘concertare' stijl, maar de ‘wedijver' tussen solist en orkest gaat in dit geval gepaard met een ander soort gelaagdheid: niet die in de Zesde en Zevende symfonie beproefde zowel horizontale als verticale model, maar in de betekenis van horizontale vlakken in verschillende graden (niveauverschillen) ten opzichte van elkaar. Solist en orkest reageren rechtstreeks op elkaar, in de vorm van een complex vraag- en antwoordspel. Het is een voortdurend buigen of barsten, rusteloosheid domineert, de spanning is om te snijden en de enorme dissonante climaxen brengen uiteindelijk geen ‘verlossing' teweeg. Alleen aan het slot wordt de schreeuw een gebed. In de woorden van de componist: “The residual incandescence gives a glimpse of that ‘something' which inspired this whole journey in the first place.”
Het pakt in het Pianoconcert uit als een flitsende combinatie: Laura Mikkola en Paavo Järvi, maar ook in de Zevende symfonie etaleren de samengebundelde een overtuigingskracht van jewelste, met een in alle opzichten superieur zingend koor en dito spelend orkest. Evident is ook het authentieke karakter van deze uitvoeringen, in aanwezigheid van de componist. De opname is van een transparante schoonheid en sonoriteit, essentieel om deze muziek optimaal te ‘verstaan'. ECM heeft al heel veel gedaan aan het stimuleren en verspreiden van eigentijds repertoire. Deze cd is er het zoveelste bewijs van. Kom daar maar eens om bij de zogenaamde ‘majors' (overigens meer in naam dan in daad).
http://www.opusklassiek.nl/cd-recensies/cd-aw/tuur02.htm
Comments